Paragrafen

3d. Financiering

In deze paragraaf staan het treasurybeleid en het risicobeheer van de financieringsportefeuille centraal. De komende jaren is als gevolg van investeringen een liquiditeitenuitstroom te verwachten. Voor 2023 blijven we binnen de gestelde wettelijke normen op het gebied van de kasgeldlimiet, de renterisiconorm en het schatkistbankieren.

De kaders hiervoor zijn vastgelegd in de wet Financiering Decentrale Overheden (Fido). De belangrijkste doelstelling is het beheersen van de (mogelijk) uit de treasuryfunctie voortvloeiende risico’s, zoals grote fluctuaties in de rentelasten van gemeenten. Dit is uitgewerkt in het treasurystatuut van de gemeente Eindhoven.

Wettelijke normen (x € 1 miljoen)

Norm 2022

Prognose 2022

Norm 2023

Schatkistbankieren

<11,0

1,0

<11,2

Kasgeldlimiet

<85

0

<93

Renterisiconorm

<201

32

<218

Liquiditeiten en norm schatkistbankieren

De gemeente Eindhoven werkt vanuit totaalfinanciering. Alle gemeentelijke inkomsten en uitgaven worden hierbij gesaldeerd voordat we ons op de geld- of kapitaalmarkt begeven. De verwachte uitstroom in 2023 bedraagt € 110 miljoen. Bij de investeringen is rekening gehouden met 35% extra temporisering.

Liquiditeitsprognose 2023 (x € 1 miljoen)

Inkomsten exploitatie

997

Uitgaven exploitatie

-991

   Subtotaal: kasstroom exploitatie

5

Inkomsten financiële kasstroom

0

Aflossingen financiële kasstroom

-16

   Subtotaal: financiële kasstroom

-16

Netto Investeringen economisch en maatschappelijk nut

-84

Strategische verwervingen grond

-15

   Subtotaal: investeringskasstroom

-99

Totaal netto kasstroom (-/- betekent lenen)

-110

We hebben geen structurele liquiditeitsoverschotten. Begin 2023 heeft de gemeente wel een aanzienlijk tijdelijk overschot van naar schatting € 100 miljoen. Dit bedrag staat bij de schatkist van het ministerie van financiën. Wettelijk mag het gemiddelde saldo op de gemeentelijke bankrekeningen per kwartaal niet boven € 11,2 miljoen uitkomen; het meerdere moet verplicht worden afgestort (schatkistbankieren). Door middel van een liquiditeitsplanning op dagbasis wordt bewaakt dat het gemiddelde saldo onder de norm blijft.

Kasgeldlimiet en renterisiconorm

De kasgeldlimiet stelt dat gemeenten maximaal 8,5% van het begrotingstotaal mogen lenen via kortlopende leningen (korter dan 1 jaar). Als de kasgeldlimiet in drie achtereenvolgende kwartalen wordt overschreden, moet de gemeente maatregelen nemen (zoals het aantrekken van langlopende leningen). Voor 2023 bedraagt de kasgeldlimiet € 93 miljoen. Sinds medio 2021 heeft de gemeente geen leningen meer hoeven aan te trekken. De rente op kortlopende geldleningen is niet meer negatief, maar nog steeds historisch laag (ca. 0,5%). Zodra het liquiditeitsoverschot is uitgegeven en extra financiering nodig is, zal daarom de kasgeldlimiet zo goed mogelijk worden benut.

Door de renterisiconorm komen gemeenten tot een dusdanige opbouw van de langlopende leningenportefeuille dat tegenvallers als gevolg van renteaanpassing en herfinanciering in voldoende mate worden beperkt. Het totaal aan aflossing en herfinanciering mag jaarlijks maximaal 20% zijn van het begrotingstotaal. De renterisiconorm wordt voor 2023 begroot op € 218miljoen. In 2023 blijven we binnen de norm. De te betalen aflossingen in 2023 bedragen € 16 miljoen en er zijn geen renteherzieningen. We verwachten in 2023 geen nieuwe langlopende leningen af te sluiten aangezien eerst het liquiditeitsoverschot benut wordt en extra financieringsbehoefte met kortlopende leningen ingevuld kan worden. Mocht het toch nodig zijn om langlopende financiering aan te trekken, dan zal de vervaldatum zo worden gekozen dat er een goede spreiding ontstaat over toekomstige jaren. Daardoor wordt flexibiliteit in de toekomst behouden tegen zo laag mogelijke rentekosten. Het streven is om per jaar maximaal € 50 miljoen aflossing van leningen te hebben. Het jaarlijkse renterisico is daardoor beperkt.

BBV en interne rentetoerekening

De rentekosten van het eigen vermogen en de leningenportefeuille worden doorberekend via de interne rekenrente. De commissie BBV heeft in 2016 de berekening van de interne rente exact voorgeschreven. De rentekosten worden omgeslagen over de activa die integraal zijn gefinancierd. Het percentage voor 2023 bedraagt 1,0% en is ongewijzigd ten opzichte van 2022. Het rentepercentage op reserves en voorzieningen is gelijkgesteld aan de interne rekenrente voor de activa. Voor grondexploitaties heeft de commissie eveneens voorgeschreven hoe dit percentage berekend moet worden. Voor 2023 rekenen we begrotingstechnisch met 1,3%. Onderstaand schema geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat en de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en het taakveld treasury wordt toegerekend.

Schema rentetoerekening begroting 2023 (bedragen x € 1 miljoen)

Saldo externe rente lasten en baten

-7,3

Rente over eigen vermogen en voorzieningen

-3,5

Totale netto rentekosten op taakveld treasury

-10,8

Doorbelaste rente naar grondexploitaties en projectfinanciering 

2,3

Doorbelaste rente naar activa via renteomslag

9,1

Renteresultaat op taakveld treasury

0,5

Verstrekte leningen en garanties aan derden

Het verstrekken van leningen en garanties aan derden is alleen toegestaan voor de publieke taak. Gezien de risico’s zijn we hierin terughoudend. Begin 2023 heeft de gemeente voor € 13 miljoen aan leningen verstrekt aan derden. Dit bedrag zal in de loop van 2023 verder dalen als gevolg van reguliere aflossingen. Er resteert nog slechts één lening aan een Eindhovense woningbouwcorporatie van € 1 miljoen. Deze lening is afgesloten voor het jaar 2000. Sinds die tijd lenen woningbouwcorporaties rechtstreeks bij banken met borging van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Rijk en gemeenten staan samen garant voor het WSW via de achtervangpositie. Indien het garantievermogen van het WSW te laag is (bijvoorbeeld doordat corporaties in andere steden een beroep op het WSW doen) moeten alle deelnemende gemeenten en het rijk aan het WSW renteloze leningen verstrekken. Eindhoven neemt eind 2021 voor een bedrag van € 1,47 miljard de achtervangpositie in. Momenteel zijn er geen signalen dat deze achtervangpositie wordt aangesproken.
Begin 2023 is voor een bedrag van € 10 miljoen aan leningen rechtstreeks gegarandeerd aan instellingen die actief zijn op het gebied van gezondheidszorg, welzijn, sport en cultuur. De garanties zijn deels verstrekt met hypothecaire zekerheid. Op de uitstaande leningen en garanties loopt de gemeente risico. Daarom brengen we over (een deel van) de lopende leningen en garanties jaarlijks een risicopremie in rekening bij de geldnemers. Met deze premies voeden we de reserve algemene risico’s garanties en geldleningen. Als de gemeente wordt aangesproken op haar garantie, of een lening niet wordt afgelost, komt dit verlies ten laste van deze reserve. Jaarlijks bepalen we de minimale hoogte van de reserve aan de hand van de financiële positie van de geldnemers (solvabiliteit) en de (hypothecaire) zekerheden. De huidige stand van € 3,3 miljoen wordt voldoende geacht voor het afdekken van de risico’s.

Deze pagina is gebouwd op 11/15/2022 08:50:23 met de export van 09/27/2022 16:07:32